Biotechnologie is een sleuteltechnologie; steeds meer biotechnologische producten bereiken de markt en daarmee de burger, denk aan vaccins en geneesmiddelen ter bestrijding van COVID-19. Alhoewel de Europese Commissie (EC) zich in haar beleid vooral richt op plantenveredeling, kijkt zij in het kader van de Farmaceutische Strategie ook naar de adequaatheid van de regelgeving voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) op medisch gebied. Wat is de voorgang op dit gebied? En wat is de stand van zaken in Nederland?
Stand van zaken in Europa voor ggo’s op medisch gebied
Onlangs heeft demissionair minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) Barbara Visser de Kamer geïnformeerd (pdf) over de voortgang van de activiteiten om beleid en regelgeving omtrent de veiligheid van biotechnologie te optimaliseren en te vernieuwen. Aanleiding was de op 24 september jl. gepubliceerde aanvangseffectbeoordeling van de Commissie (pdf) en de daaropvolgende reactie van het kabinet (pdf).
Eind april van dit jaar publiceerde de Europese Commissie een studie (pdf) naar de status van nieuwe genomische technieken (NGT’s). De Commissie erkent daarin dat de huidige regelgeving niet meer voldoet en aan herziening toe is. De COVID-19-pandemie heeft ervoor gezorgd dat er snel versoepelingen nodig waren wat betreft de inzet van NGT’s, om de ontwikkeling te versnellen. Bij de ontwikkeling en toepassing van sommige (Covid)vaccins is namelijk sprake van genetische modificatie, hetgeen betekent dat een vergunning nodig is voor het produceren van dergelijke vaccins en de toepassing ervan in klinische studies.
Huidige Nederlandse regelgeving voor ggo’s op medisch gebied
Klinische studies zijn in Nederland gereguleerd in de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO). Deze wet heeft tot doel om personen die deelnemen aan een klinische studie te beschermen. De regelgeving in Nederland met betrekking tot het gebruik van ggo’s is echter aanzienlijk strenger dan in andere Europese landen. Dit komt omdat klinische studies met ggo’s in Nederland worden beschouwd als ‘Introductie in het Milieu’. Nederland hanteert namelijk het uitgangspunt dat als patiënten naar huis gaan, zij de ggo waarmee zij zijn behandeld kunnen verspreiden in het milieu (bijvoorbeeld via urine).
Hier zit dan ook het grote knelpunt voor het uitvoeren van klinische studies met ggo’s in Nederland, want voor de introductie van ggo’s in het milieu is een vergunning vereist van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat op grond van de Wet Milieubeheer en het onderliggende ‘Besluit genetisch gemodificeerde organismen’ (Besluit GGO). Vergunningen voor geavanceerde medische behandelingen met ggo’s vallen daarmee ongeveer in dezelfde categorie als vergunningen voor genetische aanpassingen in een aardappel.
Op grond van het ‘Besluit GGO’ kan de behandeling van de aanvraag van een vergunning soms wel 120 dagen in beslag nemen. Vanwege de urgentie van ontwikkeling van medicijnen tegen COVID-19 is er een sinds april 2020 voor deze categorie echter een ‘Tijdelijke regeling afwijkende behandeling vergunningaanvragen gentherapie in verband met bestrijding COVID-19’ in werking getreden. Daarmee is de beslistermijn voor een ggo-vergunningsaanvraag van 120 dagen naar 28 dagen teruggebracht. Aanleiding was onder meer dat Janssen besloot zijn in Nederland ontwikkelde coronavaccin in het buitenland te testen omdat de Nederlandse regelgeving te streng is en vertraging zou veroorzaken. Dit was niet de eerste keer: het farmabedrijf ontwikkelde in Leiden al eerder vaccins tegen Ebola en hiv. Ook die vaccins zijn alleen buiten Nederland op mensen getest.
Maar met het voornoemde ‘Besluit GGO’ zijn we er nog niet, want op grond van de WMO is tevens toestemming nodig van de Centrale Commissie Medisch Onderzoek (CCMO). Ook deze organisatie heeft in het kader van COVID-19 de procedure versneld. De totale duur van de beoordeling is nu maximaal 25 dagen (in plaats van, afhankelijk van het onderzoek, 60 of 90 dagen).
De huidige regelingen gelden alleen maar voor ggo-toepassingen ter bestrijding van COVID-19 en zijn slechts tijdelijk van toepassing. Echter als Nederland zich als het ‘Boston aan de Noordzee’ wil profileren dan is er een update van de milieuwetgeving met betrekking tot het gebruik van ggo’s nodig. De huidige wetgeving is een sta-in-de-weg voor een snelle ontwikkeling van bepaalde vaccins en gentherapieën. In vergelijking met andere Europese landen zorgt de Nederlandse wetgeving ervoor dat klinisch onderzoek met vertraging start en onnodig wordt belemmerd. Dit geldt met name ook voor onderzoek naar nieuwe kankerbehandelingen waarin ggo’s worden toegepast.
Terwijl klinische studies met ggo’s in Nederland worden beschouwd als ‘Introductie in het Milieu’ worden zij in sommige andere Europese lidstaten beoordeeld als ‘Ingeperkt Gebruik’. Deze regelgeving is vele malen soepeler, want voor ‘Ingeperkt Gebruik’ van ggo’s is niet altijd een vergunning vereist. Voor bepaalde categorieën van ggo’s is het indienen van een notificatie voorafgaand aan het gebruik zelfs voldoende.
Volgens demissionair minister Visser heeft overleg met stakeholders en inzet van het RIVM en de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) geleid tot betere processen op het gebied van de medische toepassingen met biotechnologie. De doorlooptijden zijn significant verkort en per 1 oktober dit jaar is de ‘Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013’ gewijzigd. Hierbij is voor twee categorieën ggo’s, die worden ingezet voor klinisch onderzoek, een vereenvoudiging van de vergunningverleningsprocedure doorgevoerd (zie kader).
In samenwerking met stakeholders wordt op dit moment de mogelijkheid voor indicatie-uitbreiding van geregistreerde medische ggo-toepassingen voor klinisch onderzoek uitgewerkt. Hiermee zouden wederom een aanzienlijke verkorting van doorlooptijden en vermindering van administratieve lasten kunnen worden gerealiseerd. Ook zou de werklast aanzienlijk verlaagd worden als een instelling gebruik maakt van de zogenoemde ‘instellingsbrede vergunningen’ voor klinische proeven. Logischerwijs zou dit ook een kostenbesparing teweeg moeten brengen.
Toekomstperspectief voor ggo’s op medisch gebied
De komende maanden wordt gewerkt aan het in kaart brengen van verbeterpunten voor situaties waar binnen een ‘ingeperkte ruimte’ met ggo’s wordt gewerkt. In samenwerking met HollandBIO, wordt onderzocht hoe de huidige regelgeving voor ingeperkt gebruik verbeterd kan worden. De belangenvereniging van biotechbedrijven in Nederland pleit al sinds jaren (pdf) voor aanpassing van inschaling voor cel- en gentherapie van ‘introductie in milieu’ naar ‘ingeperkt gebruik’. De organisatie stelt dat Nederland in internationaal vergelijk onevenredig hoge en onnodige eisen stelt aan klinisch onderzoek met genetisch gemodificeerde organismen: ‘Daardoor is ons land niet aantrekkelijk voor onderzoek, ontwikkeling en introductie van gen- en celtherapieën. Een gemiste kans op vele fronten: biotech bedrijven laten Nederland als proeftuin aan zich voorbijgaan en wetenschappers, medisch specialisten en patiënten blijven met lege handen staan.’
Visser laat in haar brief aan de Kamer weten dat het onderbrengen van de beoordeling van milieu en patiëntrisico’s van klinisch onderzoek met medische ggo-producten bij één organisatie, de zogenoemde ‘éénloketgedachte’, niet wenselijk is. De beoordeling is in vrijwel alle landen bij twee organisaties ondergebracht. In Nederland is de beoordeling ondergebracht bij de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) en de COGEM. Er is afgesproken dat beide organisaties hun samenwerking gaan versterken door beoordelingen uit te wisselen en indien noodzakelijk, op elkaar afstemmen.
Daarnaast is de COGEM verzocht om, in nauwe samenwerking met de Gezondheidsraad, een nieuwe Trendanalyse Biotechnologie op te stellen en medio 2022 op te leveren. Deze Trendanalyse zal op hoofdlijnen ingaan op nieuwe biotechnologische ontwikkelingen en toepassingen, de maatschappelijke en economische kansen en de morele aspecten die hieraan verbonden zijn.
Afgelopen zomer heeft het COGEM nog een advies (pdf) over milieurisico’s bij medische toepassingen van ggo’s uitgebracht. Het ministerie van IenW had de COGEM gevraagd of milieurisicobeoordeling bij klinische gentherapietoepassingen in alle gevallen noodzakelijk is, en of er op voorhand generieke criteria op te stellen zijn voor medische ggo’s die vragen om een uitgebreidere of juist minder uitgebreide milieurisicoanalyse.
De COGEM concludeert dat er vanwege de aard van de ggo’s en de opgedane ervaring met de risicobeoordeling voor sommige gentherapietoepassingen wel ruimte is voor vereenvoudiging en versoepeling van de vergunningverlening. De organisatie heeft daarom een aantal generieke milieurisicobeoordelingen opgesteld. Deze adviezen zijn in Nederland verwerkt (of worden verwerkt) tot een vergunning onder vaste voorwaarden (VoV). Hiermee kan de vergunningverlening voor de meeste huidige gentherapietoepassingen zonder aanvullende milieurisicobeoordeling versneld doorgang vinden.
De COGEM is echter van oordeel dat vanwege de zeer uiteenlopende mogelijkheden voor gentherapeutische toepassingen met ggo’s er niet op voorhand voor alle gentherapietoepassingen generieke criteria kunnen worden opgesteld. De vergunningverlening zou volgens COGEM een lerend systeem moeten zijn, waarbij in de toekomst ook voor andere ggo’s generieke milieurisicobeoordelingen kunnen worden opgesteld. Ter versnelling en vereenvoudiging van de vergunningverlening zouden deze dan verwerkt kunnen worden in vergelijkbare VoV’s,.
Deur staat op een kier, maar is nog lang niet open
Kortom, hoewel er, mede dankzij de aangepaste regelgeving voor de ontwikkeling van COVID-19 vaccins, er een beetje vooruitgang is geboekt voor soepeler regelgeving ten aanzien van gentherapeutische toepassingen met ggo’s, is er nog steeds geen echte doorbraak. Het kabinet worstelt met een politieke vraag, laat zich vanwege de techniciteit door deskundigen adviseren, maar hakt geen knopen door. Als Nederland voorop wil lopen met biomedisch onderzoek om als het ‘Boston aan de Noordzee’ gezien te worden dan zullen de procedures voor gentherapeutische toepassingen met ggo’s snel versoepeld moeten worden.
Bron: Axon Healthcare, Bureau GGO, Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) , Europa Nu, Het Financieele Dagblad (FD), HollandBIO, Ministerie van I en W, Ministerie van VWS, omgevingsweb Centrum